Fuchsia of bellenplant is een geslacht van honderd tot honderdtien soorten uit de teunisbloemfamilie (Onagraceae). De meeste soorten zijn struiken.
De meeste soorten komen van nature voor in in Zuid-Amerika, maar enkele soorten komen noordelijker voor in Midden-Amerika tot Mexico. Ook in Nieuw-Zeeland en op Tahiti komen enkele soorten van nature voor.
Fuchsia magellanica komt zuidwaarts in het gematigde klimaat tot de punt van Vuurland voor, maar de meeste soorten zijn tropisch of subtropisch. De meeste soorten zijn 20–40 cm groot. De Nieuw-Zeelandse soort Fuchsia excorticata (Maori: 'kotukutuku') vormt een uitzondering. Dit is een boom die 12–15 m hoog kan worden.
De 1–25 cm lange bladeren van de fuchsia zijn tegenoverstaand of staan in kransen van drie tot vijf bladeren. De langwerpige bladeren zijn meestal getand, hoewel enkele soorten gaafrandige bladeren bezitten. Sommige soorten zijn bladverliezend en anderen zijn groenblijvend.
De bloemen hebben een zeer decoratieve klokvorm. Veel soorten bloeien langdurig gedurende zomer en herfst. Tropische soorten bloeien het hele jaar door. De bloemen bestaan uit vier lange, slanke kroonbladeren en vier kortere en bredere kelkbladeren. Bij veel soorten zijn de kroonbladeren helderrood en de kelkbladeren paars (kleuren die de kolibries aantrekken die in Zuid-Amerika de bestuiving verzorgen). De kleuren variëren over een breed spectrum van wit tot donkerrood, paars-blauw, geel en oranje. De vrucht is een 0,5-2,5 cm grote, donkerrode, eetbare bes die veel kleine zaden bevat.
De botanische naam Fuchsia is ontleend aan de Duitse botanicus Leonhart Fuchs (1501-1566).
Fuchsia's zijn populaire tuinplanten, hoewel alleen sommige als Fuchsia magellanica, de witte vorm F. magellanica alba en een aantal cultivars die hieruit gekweekt zijn in de Benelux redelijk winterhard zijn. De F. magellanica is eeuwen geleden geïntroduceerd in diverse landen en komt in Ierland en het zuidwesten van Groot-Brittannië ook in verwilderde vorm voor. Veel andere soorten worden als kasplant of kamerplant gehouden. De meeste aangeboden planten zijn onvruchtbare hybriden, die soms geen zaad voortbrengen.
Fuchsia of bellenplant is een geslacht van honderd tot honderdtien soorten uit de teunisbloemfamilie (Onagraceae). De meeste soorten zijn struiken.
De meeste soorten komen van nature voor in in Zuid-Amerika, maar enkele soorten komen noordelijker voor in Midden-Amerika tot Mexico. Ook in Nieuw-Zeeland en op Tahiti komen enkele soorten van nature voor.
Fuchsia magellanica komt zuidwaarts in het gematigde klimaat tot de punt van Vuurland voor, maar de meeste soorten zijn tropisch of subtropisch. De meeste soorten zijn 20–40 cm groot. De Nieuw-Zeelandse soort Fuchsia excorticata (Maori: 'kotukutuku') vormt een uitzondering. Dit is een boom die 12–15 m hoog kan worden.
De 1–25 cm lange bladeren van de fuchsia zijn tegenoverstaand of staan in kransen van drie tot vijf bladeren. De langwerpige bladeren zijn meestal getand, hoewel enkele soorten gaafrandige bladeren bezitten. Sommige soorten zijn bladverliezend en anderen zijn groenblijvend.
De bloemen hebben een zeer decoratieve klokvorm. Veel soorten bloeien langdurig gedurende zomer en herfst. Tropische soorten bloeien het hele jaar door. De bloemen bestaan uit vier lange, slanke kroonbladeren en vier kortere en bredere kelkbladeren. Bij veel soorten zijn de kroonbladeren helderrood en de kelkbladeren paars (kleuren die de kolibries aantrekken die in Zuid-Amerika de bestuiving verzorgen). De kleuren variëren over een breed spectrum van wit tot donkerrood, paars-blauw, geel en oranje. De vrucht is een 0,5-2,5 cm grote, donkerrode, eetbare bes die veel kleine zaden bevat.
De botanische naam Fuchsia is ontleend aan de Duitse botanicus Leonhart Fuchs (1501-1566).