Een protist is een eukaryoot organisme dat niet behoort tot het rijk van de dieren, planten of schimmels. De protisten vormen geen natuurlijke groep – een groep waarin alle evolutionaire afstammelingen zijn vertegenwoordigd – maar worden net als de algen of ongewervelden gemakshalve samen geclassificeerd. In sommige classificatiesystemen, zoals de populaire vijf-rijkenverdeling van Robert Whittaker uit 1969, worden de protisten ingedeeld in een apart rijk genaamd Protista.[b] Levensvormen die van dit rijk deel uitmaken worden gedefinieerd als "eencellige organismen, al dan niet levend in een kolonie, en hun rechtstreekse meercellige verwanten."[4]
Ondanks dat protisten eenvoudige organismen zijn met een ongedifferentieerde morfologie, hebben ze per definitie maar weinig met elkaar gemeen.[5] De term 'protisten' wordt tegenwoordig beschouwd als een verwijzing naar een parafyletische verzameling van gelijkvormige maar zeer diverse taxa; taxa die geen exclusieve gemeenschappelijke voorouder hebben en zich sterk van elkaar onderscheiden door verschillende levenscycli, trofische niveaus, wijze van voortbewegen en cellulaire bouw.[6][7] In het classificatiesysteem van Lynn Margulis is de term 'protist' voorbehouden voor microscopische organismen, en wordt de naam Protoctista toegepast op een rijk tot waar ook grote meercellige eukaryoten behoren zoals kelp, roodwieren en slijmzwammen.[8] De term 'protist' wordt daarnaast in bredere zin gebruikt en slaat dan op macroscopische organismen die niet passen in de traditionele rijkenverdelingen.
In de cladistiek bestaat geen equivalent van het taxon 'protisten' of 'Protoctista', omdat dit termen zijn die verwijzen naar parafyletische groepen die de hele stamboom van het leven overspannen. Binnen de protisten worden wel verschillende supergroepen onderscheiden, waaronder de Archaeplastida (met alle planten en veel algen), SAR-clade (met protozoa en sommige algen), Excavata (diverse groep eencelligen) en Opisthokonta (waaronder de dieren en schimmels). Een supergroep ligt taxonomisch tussen een domein en een rijk. In alle supergroepen komen protisten voor; de meeste supergroepen bevatten zelfs uitsluitend protisten.[9] Deze buitengewone evolutionaire diversiteit is moeilijk te vatten in termen van systematiek.
De termen 'protisten' en 'Protoctista' zijn in de moderne cladistiek in onbruik geraakt, omdat ze een onvolledig beeld geven van evolutionaire verwantschappen. Toch worden de termen vaak nog informeel gebruikt als een allesomvattende benaming voor eencellige, eukaryote micro-organismen. Zo kan het woord 'protistpathogeen' elk ziekteverwekkend micro-organisme betekenen, zolang het geen bacterie, virus, viroïde of metazoa is.[10]
Toen het taxon Protista voor het eerst werd onderscheiden, omvatte het al het leven dat noch dier, noch plant was (schimmels werden toen nog tot de planten gerekend), en dus in feite al het niet meercellig leven bevatte. Sommige problematische meercellige organismes werden soms ook bij de protisten gerekend. Het duurde niet lang voor men een onderscheid ging maken tussen protisten en moneren. De moneren werden later gesplitst in de domeinen van de bacteriën en Archaea. Virussen zijn geen cellen en worden volgens de huidige definitie niet tot de protisten, noch tot het leven gerekend.
De protisten waren de verzameling van alle eukaryotische organismen, die niet ondergebracht kunnen worden binnen de Animalia, Fungi of Plantae. Tegenwoordig is een indeling in supergroepen meer gangbaar geworden. Hierin zijn de protisten als groep verdwenen en de soorten verspreid over alle supergroepen. De schimmels en de dieren komen nu samen met de amoeben, die eencellig zijn in de supergroep Unikonta.
Een recent schematisch overzicht met domeinen en supergroepen:
Haeckel (1894)De Protisten zijn over het algemeen heterotroof (voeding met organische stoffen).
Vele protisten kunnen opgeloste organische stoffen over het hele celoppervlak opnemen, vooral de parasitaire eencelligen. Een dergelijke voedingswijze noemt men saprozoïsch.
Echte voedingsorganellen komen voor bij de zich holozoïsch voedende soorten; deze nemen hele organismen of dode delen in hun voedselvacuolen op. Men kan hier vaak spreken van een celmond (cytostoom).
Bij de wortelpotigen wordt het voedsel door schijnvoetjes omhuld. Er kan hier op elke plaats van de celmembraan door middel van fagocytose een voedselvacuole gevormd worden. In de voedselvacuole vindt de vertering plaats.
Enkele groepen algen, die vroeger tot de planten werden gerekend, hebben bladgroen en zijn autotroof (voeding uitsluitend met anorganische stoffen).
De indeling van de protisten verandert nog steeds. In nieuwe indelingen worden monofyletische groepen gevormd op basis van moleculaire biologie. Van de drie takken vermoedt men dat uit hun afstammelingen respectievelijk de schimmels, de planten, en de dieren zijn ontstaan. Dit feit – sommige van haar afstammelingen tot een andere clade worden gerekend – maakt de classificatie parafyletisch. Zij wordt bijgevolg in de moderne systematiek niet meer gebruikt; de protisten zijn verdeeld over verschillende supergroepen[11]):
Opmerking: Er zijn ook andere indelingen mogelijk.
Protisten uit deze twee stammen hebben geen plastiden, en hun mitochondria hebben geen DNA, er vindt geen oxidatieve fosforylering plaats en enzymen die nodig zijn voor de citroenzuurcyclus ontbreken. De meeste soorten leven in anaerobe omstandigheden.
Diplomonada hebben twee gelijkvormige celkernen en meerdere flagella. Een bekend voorbeeld van een diplomonadum is de parasiet Giardia lamblia. De meeste mensen lopen giardiasis op door het drinken van water dat met ontlasting is vervuild dat deze parasiet bevat. Het drinken van water uit een ogenschijnlijk schoon water uit een beekje kan ernstige diarree veroorzaken. Het water koken doodt de parasiet.
Parabasala bevat ook de soort Trichomonas vaginalis, een bewoner van de vagina. De T. vaginalis kan infecties veroorzaken die seksueel overdraagbaar zijn.
De Euglenozoa worden gekenmerkt door een kristallijn staafje in hun zweepstaartjes. Deze groep is erg gevarieerd. De meest bestudeerde groepen zijn de Kinetoplastida en de Euglenozoa.
Kinetoplastida hebben een groot mitochondrion dat een grote DNA-structuur bevat dat een kinetoplast wordt genoemd. Deze groep omvat niet alleen protisten die leven van prokaryoten in water, zee en andere vochtige ecosystemen, maar ook soorten die parasiteren op dieren, planten en andere protisten. Kinetoplastiden van het geslacht Trypanosoma veroorzaken bijvoorbeeld slaapziekte, een ziekte die overgebracht wordt door de Afrikaanse tseetseevlieg. De ziekte van Chagas wordt ook veroorzaakt door protisten uit dit geslacht.
Euglenozoa hebben een of twee flagella. Wat ook kenmerken is voor deze groep is de aanwezigheid van het glucose polymeerparamylon. Een voorbeeld is het oogdiertje (Euglena). Dit organisme kun je vaak zien als je poelwater onder de microscoop bekijkt.
De Alveolata zijn te herkennen aan een membraan-omringd zakje net onder het celmembraan: de alveoli. De functie van deze zakjes is nog onbekend.
Dinoflagellaten zijn aanwezig in fytoplankton en worden gekenmerkt door hun flagella die zo zijn geplaatst dat de dinoflagellata draaien als ze door het water bewegen.
Apicomplexa of Sporozoa zijn parasieten bij dieren, en sommige veroorzaken ernstige ziekten. Ze worden gekenmerkt door een complex dat gespecialiseerde organellen bevat om gastheercellen of weefsels binnen te dringen: de apex. Tot deze groep behoort ook Plasmodium, de parasiet die malaria veroorzaakt.
Ciliophora of Ciliata worden zo genoemd om hun gebruik van cilia om te bewegen en te eten. De Ciliata hebben 2 kernen: een micronucleus en een macronucleus. Een macronucleus bevat vaak meerdere kopieën van het genoom van de cel. Een bekend voorbeeld is het pantoffeldiertje (Paramecium).
De tak Heterokontae = Stramenopila = Chromista wordt gekenmerkt door de harige flagella (pilos is Latijn voor haar). Tot deze groep behoren onder andere
Een protist is een eukaryoot organisme dat niet behoort tot het rijk van de dieren, planten of schimmels. De protisten vormen geen natuurlijke groep – een groep waarin alle evolutionaire afstammelingen zijn vertegenwoordigd – maar worden net als de algen of ongewervelden gemakshalve samen geclassificeerd. In sommige classificatiesystemen, zoals de populaire vijf-rijkenverdeling van Robert Whittaker uit 1969, worden de protisten ingedeeld in een apart rijk genaamd Protista. Levensvormen die van dit rijk deel uitmaken worden gedefinieerd als "eencellige organismen, al dan niet levend in een kolonie, en hun rechtstreekse meercellige verwanten."
Ondanks dat protisten eenvoudige organismen zijn met een ongedifferentieerde morfologie, hebben ze per definitie maar weinig met elkaar gemeen. De term 'protisten' wordt tegenwoordig beschouwd als een verwijzing naar een parafyletische verzameling van gelijkvormige maar zeer diverse taxa; taxa die geen exclusieve gemeenschappelijke voorouder hebben en zich sterk van elkaar onderscheiden door verschillende levenscycli, trofische niveaus, wijze van voortbewegen en cellulaire bouw. In het classificatiesysteem van Lynn Margulis is de term 'protist' voorbehouden voor microscopische organismen, en wordt de naam Protoctista toegepast op een rijk tot waar ook grote meercellige eukaryoten behoren zoals kelp, roodwieren en slijmzwammen. De term 'protist' wordt daarnaast in bredere zin gebruikt en slaat dan op macroscopische organismen die niet passen in de traditionele rijkenverdelingen.
In de cladistiek bestaat geen equivalent van het taxon 'protisten' of 'Protoctista', omdat dit termen zijn die verwijzen naar parafyletische groepen die de hele stamboom van het leven overspannen. Binnen de protisten worden wel verschillende supergroepen onderscheiden, waaronder de Archaeplastida (met alle planten en veel algen), SAR-clade (met protozoa en sommige algen), Excavata (diverse groep eencelligen) en Opisthokonta (waaronder de dieren en schimmels). Een supergroep ligt taxonomisch tussen een domein en een rijk. In alle supergroepen komen protisten voor; de meeste supergroepen bevatten zelfs uitsluitend protisten. Deze buitengewone evolutionaire diversiteit is moeilijk te vatten in termen van systematiek.
De termen 'protisten' en 'Protoctista' zijn in de moderne cladistiek in onbruik geraakt, omdat ze een onvolledig beeld geven van evolutionaire verwantschappen. Toch worden de termen vaak nog informeel gebruikt als een allesomvattende benaming voor eencellige, eukaryote micro-organismen. Zo kan het woord 'protistpathogeen' elk ziekteverwekkend micro-organisme betekenen, zolang het geen bacterie, virus, viroïde of metazoa is.