Verbena is een geslacht van planten uit de IJzerhardfamilie (Verbenaceae). Het geslacht telt ongeveer 120 soorten van eenjarige en vaste, kruidachtige of licht verhoutende bloemplanten. De meeste daarvan komen van nature voor in Europa en Noord- en Zuid-Amerika.
De naam van het geslacht werd in 1753 voor het eerst geldig gepubliceerd door Carl Linnaeus in Species plantarum[1] en de daarbij behorende vijfde druk van Genera plantarum.[2] De naam komt uit het klassieke Latijn en betekent "heilige tak" of "heilig kruid".[3]
In de traditionele opvatting van het geslacht telt het ongeveer 250 soorten.[4] In 1995 splitsten Botta et al., op grond van het aantal chromosomen, het geslacht in drie kleinere geslachten.[5] Daarbij heeft Verbena sensu stricto een haploïde aantal van 7 chromosomen (n=7). De andere geslachten zijn Glandularia J.F. Gmel. (n=5), met ongeveer 80 soorten in Noord- en Zuid-Amerika,[6] en Junellia Moldenke (n=10), met ongeveer 50 soorten struiken die uitsluitend in Zuid-Amerika voorkomen (Verbena sect. Junellia (Moldenke) Tronc.).[7]
In Nederland komt van nature alleen Verbena officinalis (ijzerhard) voor.[8] In België wordt daarnaast als adventief ook wel Verbena supina gevonden.[9] Verschillende soorten en cultivars worden in tuinen aangeplant en kunnen vandaaruit ook wel verwilderd worden gevonden. Van Ooststroom noemde in de 19e druk van de Flora van Nederland (1977) als sierplanten die ook verwilderd kunnen voorkomen de soorten Verbena peruviana (L.) Britton (nu Glandularia peruviana (L.) Small), Verbena bonariensis L., Verbena rigida Spreng., Verbena bipinnatifida Nutt. (nu Glandularia bipinnatifida (Nutt.) Nutt.), Verbena bracteata Lag. et Rodr., Verbena canadensis (L.) Britton, Verbena hastata L., Verbena stricta Vent., Verbena supina L. en Verbena tenera Spreng. (nu Glandularia tenera (Spreng.) Cabrera).[10]
Verbena is een geslacht van planten uit de IJzerhardfamilie (Verbenaceae). Het geslacht telt ongeveer 120 soorten van eenjarige en vaste, kruidachtige of licht verhoutende bloemplanten. De meeste daarvan komen van nature voor in Europa en Noord- en Zuid-Amerika.