Acacia is een geslacht uit de onderfamilie Mimosoideae, een onderfamilie in de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae/Fabaceae). Alle soorten zijn houtig. Sinds 2010 is de omgrenzing enigszins onzeker: er werd overwogen of het geslacht niet opgedeeld kon worden.
Met 'de acacia' als soort wordt gewoonlijk de robinia (Robinia pseudoacacia) bedoeld, die echter tot het geslacht Robinia behoort dat zelfs geen deel uitmaakt van de Mimosoideae. Maar de snijbloem "mimosa" behoort wel tot het geslacht Acacia.
Acacia-soorten komen voor in Australië, Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Afrika. Er zijn ongeveer 1300 soorten, waarvan bijna duizend in Australië. De discussie rond de taxonomie concentreerde zich voornamelijk op de vraag of de niet-Australische soorten wel in het geslacht gehandhaafd konden worden. De Afrikaanse soorten worden inmiddels in andere geslachten ingedeeld zoals Vachellia.
Acacia's hebben vaak samengestelde bladeren: een blad bestaat uit meerdere deelblaadjes. De acacia heeft veel lange doorns die overal uit de zich wijd uitspreidende takken steken. Van acacia's die in een groep staan, zijn de takken gewoonlijk zo ineengestrengeld, dat ze een ondoordringbaar struweel vormen. De acacia's kunnen zo'n zes tot acht meter hoog worden, maar blijven vaak ook struikvormig. Ze hebben zachte, geveerde blaadjes, gele bloemen en gebogen, spits toelopende peulvruchten.
Onder de ruwe, zwarte schors zit erg hard, fijngenerfd en dicht hout dat goed tegen insecten bestand is. Het hout van een Acacia is vaak hard, niet erg buigzaam en moeilijk te bewerken. De grotere planten zijn vaak erg gevoelig voor wind.
Acacia-soorten kunnen op verscheidene manieren een rol spelen in het dagelijks leven:
In de tropen van Zuid-Amerika en Afrika komen soorten voor, zoals de stierenhoorn-acacia (Acacia cornigera), die in symbiose leven met mieren. De planten hebben een aantal ongewone kenmerken:
Bepaalde hiernaar vernoemde mierensoorten, de 'acaciamieren', leven in de holle delen van de plant en nemen de broodjes, vettige, suikerrijke uitscheidingen waar mieren dol op zijn, mee naar het nest. Ze beschermen de plant tegen plantenparasieten, maar ook tegen grote planteneters zoals zelfs giraffen. Giraffen hebben een lange, harde tong die de stekels makkelijk aankan, maar giraffen eten niet graag van een 'bewoonde' acacia, want de mieren kunnen een vervelende beet toebrengen. Bij de bestuiving van de plant spelen de mieren overigens geen rol.
Acacia catechu levert cachou of catechu. Acacia senegal en Acacia seyal leveren Arabische gom. Arabische gom is een ingrediënt met veel toepassingen, onder andere in de voedselbereiding, grafische industrie en de productie van verf en inkt.
Acaciahout is vanwege de fijne nerf, de warme oranjebruine kleur en zijn duurzaamheid nog steeds in trek voor schrijnwerk. De Egyptenaren uit de oudheid gebruikten het voor de klampen waarmee zij hun mummiekisten dichtmaakten en voor de bouw van hun boten.
Ook de oorspronkelijke na de woodbadge te ontvangen Gilwell-kralen van koning Dinuzulu waren uit dit hout gesneden.
Acacia is een geslacht uit de onderfamilie Mimosoideae, een onderfamilie in de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae/Fabaceae). Alle soorten zijn houtig. Sinds 2010 is de omgrenzing enigszins onzeker: er werd overwogen of het geslacht niet opgedeeld kon worden.
Met 'de acacia' als soort wordt gewoonlijk de robinia (Robinia pseudoacacia) bedoeld, die echter tot het geslacht Robinia behoort dat zelfs geen deel uitmaakt van de Mimosoideae. Maar de snijbloem "mimosa" behoort wel tot het geslacht Acacia.